SOMETHING TO THINK ABOUT PART I
Nu zal ik trachten u over de kracht van de Eros, liefde, te vertellen zodat gij deze kennis op uw beurt aan anderen kunt doorgeven. 
Welnu, allereerst moet ge dan iets weten over de gedaante van de mens en zijn gevoelens. Want onze allereerste verschijningsvorm als mens was heel anders dan nu. Zo waren er, wat het menselijk geslacht betreft, drie soorten en niet twee zoals tegenwoordig het mannelijk en het vrouwelijk geslacht. Nee, er bestond ook een derde geslacht dat het gemeenschappelijke van de twee andere in zich droeg. In de oertijd was er dus een man/vrouw-vorm die bestond uit het gemeenschappelijke tussen man en vrouw, zowel in naam als in vorm. De verschijningsvorm van ieder mens was toen bovendien helemaal rond, want rug en zijde waren cirkelvormig. Ieder mens had vier handen en evenveel benen. Bovendien had hij twee gezichten die geheel identiek waren en op een ronde nek stonden. Maar op de beide gezichten, die een tegengestelde kant uitkeken, was een schedel geplaatst. Wel waren er vier oren, twee geslachtsdelen en voorts alle andere organen in hun overeenkomstige verhouding. Het schepsel liep rechtop, net als wij, kon gaan waar het wilde. En wanneer die mens het op een lopen zette, deed hij dat als een ware acrobaat met gestrekte benen die in een cirkelvormige beweging rond- en rondgingen, en ook zijn armen gebruikte hij zodat hij op acht ledematen steunde die razendsnel rondgingen. 
Bovendien kenmerkten zij zich door hun grote kracht en macht en hun geestkracht was zo groot dat zij zelfs samenzweerden tegen de goden.  Daarop overlegden Zeus en de andere goden wat hun te doen stond, maar zij konden geen raad schaffen. Enerzijds hadden zij de middelen niet om het menselijk geslacht uit te roeien zoals zij met het geslacht der giganten hadden gedaan, dat ze door middel van de bliksem verdelgden. Met de mensen was dat niet mogelijk, want dan zouden tevens alle eerbewijzen en offers, die immers van hen afkomstig zijn, verdwijnen. Anderzijds konden de goden dit opstandig gedrag toch niet toestaan.
Maar ten langen leste kreeg Zeus een ingeving en sprak: 'Ik geloof dat we toch over het middel beschikken om een eind te maken aan de opstandige goddeloosheid van de mensen zonder hen uit te roeien; dat is mogelijk door ze te verzwakken. Want ik zal nu ieder van hen doormidden snijden en door hun groter aantal zullen zij tegelijkertijd nuttiger voor ons, goden, worden. Zij zullen rechtop lopen op twee benen.' Zo sprak hij, en tegelijkertijd sneed hij alle menselijke wezens in tweeën. En bij het doorklieven van ieder menselijk wezen droeg hij Apollo op om gezicht en hals een halve slag te draaien naar de kant van de snede zodat ieder mens bij het zien van zijn eigen wond weer tot bezinning zou komen. En voorts droeg hij Apollo op om de wonden te genezen. Dus draaide Apollo het gezicht van alle mensen een halve slag en trok hij de huid van de zijkanten bijeen en legde de huid op wat voortaan de buik wordt genoemd. In het midden van de buik liet hij een kleine opening, wat wij nu de navel noemen. De vele andere huidplooien streek hij glad, terwijl hij beide borsthelften in de borstkas met elkaar verbond. Toch liet hij een paar plooien zitten en wel bij de maag en bij de navel als blijvende herinnering aan deze jammerlijke gebeurtenis.
Toen dus de mens zag dat zijn gedaante in tweeën was gesneden, ontstond in iedere helft het verlangen om weer samen een geheel te vormen, en zo legden ze de armen om elkaar heen in een innige omhelzing, ernaar verlangend dat de aparte delen weer aaneen zouden groeien. En ze dreigden van honger en uitputting om te komen, omdat zij weigerden iets los van elkaar te ondernemen. En wanneer de ene helft stierf en de andere dus alleen achterbleef ging die helft op zoek naar een wederhelft en omhelsde vervolgens de eerste de beste helft van een hele vrouw of van een man die hij vond (want nu waren man en vrouw gescheiden). Op deze manier ging het mensenras zijn ondergang tegemoet.
Maar Zeus had medelijden met de mens en verschafte nog een ander middel door hun geslachtsdelen naar de voorzijde van het lichaam te verplaatsen. Hij deed dit met de bedoeling dat wanneer een man in zijn omarming een vrouw trof, een verwekking kon plaatsvinden en het mensenras zou blijven voortbestaan.  In momenten van seksuele extase, kunnen we die oorspronkelijke 'eenheid, symbiose' even voelen.
Zo is dus sinds die scheiding bij de mensen het liefdesverlangen ingeplant, waardoor de oorspronkelijke staat van de mens weer wordt hersteld en tevens de wens ontstaat om uit twee een te maken en de oorspronkelijke natuur van de mens te helen. Daarom zoekt ieder steeds zijn wederhelft. Wanneer nu een van hen, zijn echte wederhelft ontmoet, dan raakt hij in opperste verrukking door de vriendschap, intimiteit en zinnelijke liefde die daaruit ontstaan. Geen van beiden kan dan nog buiten de ander, zelfs niet voor een ogenblik. Dit zijn mensen die hun leven lang met elkaar optrekken ofschoon zij niet eens onder woorden kunnen brengen wat zij van elkander willen of verwachten. Niemand kan beweren dat hier sprake is van een louter zinnelijke liefdesverhouding en dat op grond daarvan de een met zo'n vurige ijver en ernst het gezelschap van de ander zoekt. Het is duidelijk dat beider ziel uit is op iets dat niet te verwoorden is, maar waarvan zij zich wel bewust zijn en dat ze intens begeren, ofschoon het in raadselen en nevelen gehuld is.
Laten we eens aannemen dat Hephaistos met zijn werktuigen bij hen zou komen en zou vragen: 'Wat wilt ge van elkaar, beste mensen?' En stel dat hij verder zou vragen, als ze bleven zwijgen: 'Wilt ge werkelijk helemaal aaneengesmeed worden zodat ge elkaar 's nachts noch overdag kunt verlaten? Als ge dat werkelijk wenst, ben ik bereid u beiden aaneen te smeden in een grote omarming zodat ge, van twee een geworden, de rest van uw leven als een geheel zult zijn. En na uw dood zult ge zelfs in de Hades in plaats van twee een zijn omdat ge tezamen gestorven zijt.
Maar denk nog eens goed na of ge een dergelijk lot werkelijk wenst.'