Er leeft een interne verdeeldheid in ons verlangen.
We verlangen vaak dat wat we niet willen.
Op wie wordt de man verliefd?
Op de vrouw die hem weigert, die hem aan het lijntje houdt, die nooit ten volle ja zegt.
Op wie wordt de vrouw verliefd?
Op die onbereikbare man, waar ze alleen maar van kan dromen.
We verlangen vaak dat wat we niet willen.
Op wie wordt de man verliefd?
Op de vrouw die hem weigert, die hem aan het lijntje houdt, die nooit ten volle ja zegt.
Op wie wordt de vrouw verliefd?
Op die onbereikbare man, waar ze alleen maar van kan dromen.
In het omgekeerde geval treedt de interne verdeeldheid naar voren en slaat het subject tilt.
Op het ogenblik dat iemand begeerd wordt door een ander zit de kan er dik in dat hij/zij onverschillig reageert, en in extreme gevallen zelfs op de vlucht slaat.
Op het ogenblik dat iemand begeerd wordt door een ander zit de kan er dik in dat hij/zij onverschillig reageert, en in extreme gevallen zelfs op de vlucht slaat.
Dit is vooral het geval wanneer we gereduceerd worden tot het passieve object van het verlangen van de ander.
Beide verlangen dat de ander naar hen verlangt, maar terzelfde tijd is een reductie tot de passieve positie ondraaglijk.
We verlangen vaak wat we niet willen.
En we willen vaak wat we niet verlangen.
We verlangen vaak wat we niet willen.
En we willen vaak wat we niet verlangen.