Liefdesrelaties kunnen twee vormen aannemen.
De pijnlijkste is de imaginair-duale, waarvan het dwingende karakter als volgt gekarakteriseerd kan worden:
eisen van de ander dat ik, en alleen ik, diens tekort opvul.
Het omgekeerde geldt evenzeer: eisen dat die ander mijn, en alleen mijn, tekort opvult.
Dit is de spiegelliefde, waarin de ander gelijk moet zijn aan het ik en waarin geen tekort mag optreden.
Elk verlangen moet gelijk zijn aan het verlangen van de ander, elke afwijking is bedreigend.
De eis tot exclusiviteit is hier groot: elke derde wordt een potentiële dreiging en jaloersheid wordt een basishouding.
In deze vorm gaat de specifieke veronderstelling schuil, namelijk dat het verlangen en het tekort inderdaad volledig opvulbaar zijn. Dit verschijnt in de paranoïde zekerheid dat men 'het' heeft, in de voortdurende neurotische twijfel ('doe ik het goed'), de bijhorende jaloersheid ('de ander kan 'het') en depressie ('ik beteken niets').
Als gevolg daarvan zal de liefde binnen een dergelijke verhouding nooit bevredigend genoeg zijn.
Steeds wordt er gehoopt op nog meer, en nog beter.